We hebben er allemaal wel één in de klas. En soms zelfs meer dan één. Kinderen die we lastig noemen. Kinderen die het ons moeilijk maken professioneel te blijven omdat we geen antwoord hebben op het signaal wat zij met hun gedrag afgeven. Het is één ding om te kijken waar dit gedrag vandaan komt. Maar minstens zo belangrijk is het om bij jezelf te rade te gaan wat er nu geraakt wordt. Een docent die zichzelf kent, kan meer voor zijn leerlingen betekenen.

Van de week zat ik in de tram. Een moeder keek afwisselend uit het raam en op haar telefoon. Haar zoontje was denk ik anderhalf en zat in de kinderwagen. Hij maakte vrolijke geluidjes en moest er zelf om lachen. Zijn moeder reageerde niet. Ook niet toen hij onrustig met zijn benen begon te trappelen. Pas toen hij het op een brullen zette, kreeg hij haar aandacht. Tja, dacht ik, dat gaat hij nu dus vaker doen. Ik moet in dat soort situaties echt op mijn lip bijten om de moeder niet belerend te wijzen op het feit dat hij al eerder uitreikte.

Onbegrip
De eerste twee levensjaren vormen de hechtingsfase. Ieder kind reikt uit naar zijn of haar ouders en als het goed is wordt dat uitreiken beloond. Baby’s worden gevoed en verschoond, maar ook geknuffeld en getroost. Er wordt geluisterd naar de geluidjes die hij of zij maakt en er worden geluidjes terug gemaakt. De ouders zijn kwalitatief en kwantitatief beschikbaar en bieden hun baby veiligheid, vertrouwen en steun. Ze gaan een verbinding aan. Daardoor is het kind later in staat intieme sociale relaties aan te gaan. Maar armoede, zorgen of bijvoorbeeld de stress van een huilbaby kan het voor ouders een stuk moeilijker maken om voor hun kind beschikbaar te zijn.

De generatie van mijn ouders leerde dat je baby’s gewoon moest laten huilen. Mijn hele generatie leerde daarmee om nergens om te vragen. Maar onze kinderen weten juist precies wat ze willen en zeggen dat ook. Dat levert wel eens onbegrip op. Ik vraag mijn studenten soms een waarde te bedenken die belangrijk voor ze is. Daarna vraag ik ze naar een leerling waar ze veel problemen mee hebben. Hoeveel van die waarde heeft dat kind? Dat ligt vaak ver uit elkaar. Wie eerlijkheid belangrijk vindt, heeft moeite met een kind dat liegt. Ik ervaar het zelf met driftig gedrag van kinderen. De professional in mij zegt dat elke emotie er mag zijn. Maar oh, wat is het soms moeilijk om dat in de praktijk te brengen.

Koffertjes
Wij zijn allemaal in de eerste twee jaar gevormd. Die ervaringen dragen we met ons mee op onze harde schijf. Kinderen hebben een dergelijke harde schijf, maar wij ook! Bij botsingen zijn de harde schrijven van beiden interessant.

In het onderwijs wordt vaak de vraag gesteld wat een kind nodig heeft. Een goede vraag, maar aan de koffietafel komen we toch ook steeds weer op de vraag wat hij hééft. Een leerling die het je moeilijk maakt, heeft het ook moeilijk met jou, ga daar maar van uit. Daarom vind ik het belangrijk dat elke onderwijsprofessional bewust is van de hechtingsfase als basis voor later gedrag. Niet alleen om hun leerlingen beter te begrijpen, maar ook zichzelf. Zo’n docent reflecteert op zijn eigen rol in een conflict en is nieuwsgierig naar de beweegreden van de ander. Dan kan er aan een relatie gewerkt worden, omdat er wederzijds een dialoog plaatsvindt. Met dit voorbeeldgedrag leert een leerling beter hoe er met conflicten kan worden omgegaan. Een docent die zichzelf afvraagt: ‘Wie ben ik? Waarom vind ik dit en waarom doe ik dit?’ is een docent waar leerlingen op kunnen bouwen.

Verhuisd?

Oude adresgegevens

Nieuwe adresgegevens